Jacht
Bron: Golden Retriever Club Nederland
De naam ‘Retriever’ duidt Engelse jachthondenrassen aan die het apporteren als belangrijkste taak hebben. Men gebruikte het woord ‘Retriever’ reeds lang voordat de Retriever-rassen bestonden. Deze aanduiding is afgeleid van het Engelse werkwoord ‘to retrieve’, dat het best te vertalen is met terugbrengen, ophalen of apporteren. Een Retriever was een hond die het geschoten wild moest vinden en terugbrengen. Dit werk kon worden uitgevoerd door alle mogelijke jachthonden, die dan wel aan bepaalde voorwaarden dienden te voldoen. Ze moesten een dichte vacht met een goed isolerende ondervacht bezitten en een voorliefde hebben voor zwemmen en apporteren. Door veranderingen binnen de landbouw en betere jachtgeweren kon men op grotere afstand wild schieten. Dit veranderde de wijze van jagen. Het gevolg was dat men ook andere eisen ging stellen aan de jachthonden. Het wild werd nu op grotere afstand beschoten en het gebeurde regelmatig dat het wild werd geraakt, maar niet gedood. Zodoende kreeg het aangeschoten wild de kans om een goede schuilplaats te vinden. Voor het binnenbrengen van het geschoten wild had de jager behoefte aan een intelligente hond met een goede neus, een prima geheugen, een ijzersterke conditie en een grote apporteerlust. De Setters, Pointers en Spaniëls die tot dan toe het meest voor de jacht werden gebruikt, jagen met een hoge neus. Zo vangen zij de geur van het wild op en wijzen dit aan door ‘voor te gaan staan’. Jammer genoeg bleken de Setters, Pointers en Spaniëls die men voor het apporteren had afgericht, daarna niet meer de gewenste zekerheid te hebben bij het ’voorstaan’ en de Pointer ging niet graag het koude water in. Voor de oplossing van dit probleem veroorloofden de Engelsen zich de luxe om voor ieder jachtdoel een aparte hond te fokken. Zo kwamen ze uit op de Retriever, een hond die zowel een goede apporteur als een uitstekende zwemmer moest zijn.
Venice (Rocksett Calling Yoo Hoo)
Als groot liefhebber van Golden Retrievers vind ik het belangrijk om ervoor te zorgen dat de door mij gefokte honden de gewenste natuurlijke werkaanleg behouden. Ik besef me terdege dat niet elke eigenaar de behoefte voelt om (blijvend) te trainen of zelfs te jagen met zijn/haar hond, maar desondanks verzeker ik me er bij al mijn nesten van dat beide ouderdieren in ieder geval veel will-to-please maar het liefst ook enige apporteerlust hebben. Ik ambieer zeker niet om Werkkampioenen te bezitten of te fokken en uiteraard is wat mijn honden kunnen niet te vergelijken met de Goldens uit echte werklijnen. Toch vind ik het wel belangrijk het oorspronkelijke werkdoel en karakter van de Golden Retriever in ere te houden en daarom ben ik er trots op dat al veel van de door mij gefokte honden – uit verschillende nesten! – zich van hun beste kant hebben laten zien tijdens de jacht(-training)! Dit heb ik voor een groot deel te danken aan Yacime (DJK./NVK. Cheek to Cheek Beetlejuice) die over veel werkaanleg beschikte en dit ook op een fantastische manier door heeft gegeven aan haar kinderen en kleinkinderen. Twee indrukwekkende voorbeelden daarvan zijn mijn eigen Venice (Rocksett Calling Yoo Hoo) en diens dochter Dyonne (Rocksett Trip On Love). Venice vergezelde mij tot op de hoge leeftijd van ruim 10,5 jaar nog op de praktijkjacht en heeft jarenlang gewéldig mooi werk laten zien. Dyonne is een waardige opvolgster gebleken, ook zij is regelmatig mee op jacht geweest en daarnaast behaalde zij op haar eerste Certificaatdag óóit meteen een C-diploma! En niet alleen de honden genieten er van, ik vind het zelf ook erg leuk om te werken met mijn Goldens. Hieronder ziet u een slideshow met een impressie van een aantal jacht- en trainingsmomenten.